Terug naar Schijndel 40-44

 

HEER H. BOLSlUS

 

Toen hij op 1 september 1944 met de auto van Zoetermeer naar Schijndel reed, constateerde hij dat er binnenkort ook in ons land wat te gebeuren zou staan nu de Duitse legers zich voor een groot gedeelte uit Frankrijk en België terug trokken. Het intens drukke Duitse verkeer bleef maar aanhouden en niet alleen via de hoofdwegen. Om het drukke Duitse verkeer te omzeilen dacht hij er verstandig aan te doen, om enkele dagen later na een bezoek aan Cuyk, de plattelandswegen te nemen. Maar ook daar ontmoette hij vele Duitse wehrmachtswagens, die allen afgeladen waren met manschappen.

In Schijndel zelf valt het op dat er bijna geen treinen meer lopen en dat elk voertuig dat nog te gebruiken is door de Duitsers in beslag wordt genomen. Ook de volgende dagen blijven de terugtrekkende Duitse troepen vanuit België onze wegen bevolken. Er bestaat zelfs de indruk, dat zij Noord-Brabant zullen verlaten, omdat zij zelf diverse militaire objecten, zoals vliegvelden, opblazen. Het is ook mogelijk, dat de door Radio Oranje verspreide geruchten, als zouden de geallieerden reeds in Nederland zijn, deze paniek heeft veroorzaakt. Gedurende deze dagen wordt wel kennis gemaakt met de eerste Engelsen en Amerikanen. Jammer genoeg zijn het krijgsgevangenen, die tussen Duitse bewakers door Schijndel trekken. In tegenstelling tot de afgemat uitziende bewakers zagen de krijgsgevangenen er fit, krachtig en opgewekt uit.

Op zondag 17 september werd vanaf het dak van de villa gekeken naar de duizenden parachutisten die tussen Schijndel - Veghel en St. Oedenrode naar beneden kwamen. Het was een onvergetelijk schouwspel. Maar nog dezelfde avond nestelden er zich diverse losse Duitse troepen tussen het station en Eerde om de eerste weerstand te bieden. De bevolking werd echter nerveuzer omdat de Duitsers alles roofden en plunderden, wat binnen hun bereik kwam. De volgende dagen gaf een militair trekken te zien met alle mogelijke doch vooral onmogelijke vervoersmiddelen. Hun uitrusting en houding verschilden veel met wat zij in de meidagen van 1940 hadden laten zien. De Duitsers reden veelal op gestolen fietsen, waarvan de meeste zonder banden, duwden volgeladen kinderwagens en gebruikten zelfs speelgoed wagens om hun bagage mee te nemen.

In de oostelijke en zuidoostelijke omgeving was duidelijk een strijd te horen tussen verschillende soorten geschut, waaruit bleek dat de parachutisten in gevecht waren met de Duitsers.

In de avond van 21 september leek het waarschijnlijk, dat de geallieerden een aanval op het door de Duitsers bezette Schijndel zouden gaan beginnen. Het hele gezin, inclusief de dienstmeisjes, trokken naar de reeds ingerichte kelder. Er werd weinig geslapen door het voortdurend geknal van vuurwapens, dat steeds dichter bij kwam. Het was.zelfs rondom het huis waar te nemen. Na een ademloze stilte klonken bij het kelderraam Engelse stemmen. De geallieerden waren reeds tot in de kom doorgedrongen. Eenieder begon zich te verheugen en er op voor te bereiden, dat de geallieerden nu voorgoed in Schijndel zouden blijven.

Maar ' s middags kwam pastoor van Dijk en deze had vrijwel altijd betrouwbare berichten. Hij vertelde dat de Amerikanen het niet konden houden. Ze stuitten vooral in de buitenwijken op een overmatige tegenstand. Ondanks dat zij zich terugtrokken waren het onverschrokken kerels en puike schutters.

De hele aanval was kennelijk voor de Duitsers ook onverwacht gekomen want alle Duitse auto's en andere voertuigen, die uit richting Den Bosch kwamen, reden allen in de val. De Amerikanen hadden bij de Duitsers wel grote schade aangericht. En de bevolking had inmiddels een beeld gekregen van de oorlog, ten minste voor wat de straatgevechten betreft. Een blik op straat werpend gaf een triest beeld te zien: voor de deur lag een dood paard, her en der lagen dode soldaten op straat en ter hoogte van het postkantoor stonden verschillende auto's, waarvan de inzittenden allemaal dood waren.

 

 

Een gedood paard in de Hoofdstraat

 


In nog grotere getale kwamen de Duitsers weer naar Schijndel terug. Omdat ze kennelijk bang waren dat er nog geallieerden in de kerktoren zouden zitten, vuurden ze eerst nog enkele granaten in die richting af. Deze kwamen echter bij van Lier op het Kerkplein en bij de Greef naast de pastorie terecht.

In de villa van de familie Bolsius werden door de Duitsers enkele kamers gevorderd voor Oberluitenant PolIert met ongeveer 12 militairen van een lagere rang.

 

Op 24 september ondernamen de Duitsers een aanval op de Corridor welke door de Amerikanen werd afgeslagen met voor de Duitsers bloedige verliezen. IJlings werden een aantal noodverbandplaatsen ingericht, onder andere het patronaat, hotel van Roessel, de kaarsenfabriek en nog talrijke andere gebouwen. De stroom van gewonden ging onafgebroken door. Ook daags nadien toen de Duitsers een nieuwe poging waagden en met een nog bloediger verlies werden verslagen.

 

Door dokter van Oppenraay en de heer H. Jansen werd een gerucht bevestigd dat er op 26 september een gesprek had plaatsgevonden op St. Lidwina tussen de geallieerden en de Duitse commandant. De geallieerden zouden een overgave hebben geëist wat door de Duitsers was afgewezen. Inmiddels moeten op last van de Duitsers vele huizen worden ontruimd en stellen zij hun kanonnen in de straten op. Vele honderden vluchtelingen hebben een heenkomen gevonden in de kelders van de familie Geerkens. De strijd wordt grimmiger en de bommenwerpers gooien hun ladingen bommen en raketten op de kom van onze gemeente. Er is zowat geen huis, dat niet geraakt is. Vele huizen en gebouwen, waaronder de fabriek van Jansen de Wit, gaan die avond in vlammen op.

 

Verschillende burgers, onder wie dokter Cals, werden dodelijk getroffen. Het artilleriebombardement bleef geruime tijd aanhouden en nadien werden rond de villa honderden scherven van granaten gevonden. De ruiten hadden het bijna allemaal moeten ontgelden.

De meeste mensen kwamen in die dagen niet uit hun kleding en verlangden naar enige verfrissing. Elektriciteit behoorde inmiddels ook tot het verleden, omdat een bom de ondergrondse kabel had vernield. En weer waren er een aantal burgers omgekomen. De hele Hoofdstraat was een en al gaten en puin en de lijken lagen daartussen verspreid. Pastoor van Dijk, die weer eens een bezoekje

aan de villa bracht vertelde net aan de dood ontsnapt te zijn. Lopend voorbij de kerk, hoorde hij een granaat in de kerk inslaan en daarop wilde hij dekking zoeken in de bakkerij van Doyen. Doordat de deur naar de bakkerij gesloten was zocht hij dekking achter een muurtje. Nauwelijks lag hij daar toen een granaat insloeg vlak voor de bakkerijdeur, waar hij nog zo-even had gestaan. Behalve bakker Doyen was er bijna geen enkele bakker meer, die nog brood bakte. Velen moesten zich dan ook behelpen met hetgeen zij nog op voorraad hadden, wat echter hier en daar ook snel verminderde. De winkels waren vrijwel allemaal leeggeplunderd en men hoopte maar, dat de boeren ook niet helemaal beroofd waren. Op 29 september komt het bericht binnen dat de Duitsers het raadhuis in brand hebben gestoken. Het is helemaal uitgebrand en totaal verwoest. Niets van de uitstekend in orde zijnde administratie en van het archief is gered kunnen worden. Daarmee is de hele geschiedenis van Schijndel verloren gegaan.

 

 

Het uitgebrande en geruineerde gemeentehuis

 

Een veldwachter, die langs komt, laat een lijst zien waarop 24 namen staan van medeburgers die om het leven zijn gekomen en nog op straat liggen. Hij ging aan het werk om ze te begraven. Wat is de oorlog toch wreed. Oberluitenant PolIert is met zijn geschut vertrokken, hij ging de Zuid-Willemsvaart over en sinds dat zware geschut weg is, wordt alleen nog het geknal van het lichtere geschut gehoord. Wel verschijnen er nu regelmatig vliegtuigen van waaruit geschoten wordt. Men vraagt zich af waarom de Duitse troepen toch niet wegtrekken, zodat we onderhand eens verlost zullen zijn van dit juk. Meerdere troepen vertrekken in noordelijke richting. Zullen de Schijndelse burgers dan eindelijk uit hun kelders en uit de in de grond gegraven schuilholen kunnen komen. Hoe ellendig zitten de meesten als konijnen in hun onderaardse holen. En in de kelders van het Moederhuis en van de firma Geerkens zitten honderden mensen op elkaar gepakt. Vernomen wordt, dat van een familie die bij Geerkens in de kelder zit, de tweede zoon op straat is gedood. terwijl hij zich naar hun huis begaf om nog het een en ander te redden. De eerste zoon kwam twee dagen tevoren op dezelfde wijze om het leven. En hun derde zoon zat in Duitsland.

 

 

De vernielde Hoofdstraat nabij de pomp

 

's Nachts wordt er weer veel met handwapens geschoten. We hoopten, dat Schijndel de volgende ochtend in handen van de Tommy’s zou zijn. Maar toen we naar buiten keken zagen we een Duitser op een kar voorbij komen. De geallieerden waren er dus nog niet.

 

 

Een bom op hotel van Roessel

 

Omdat het rustig was durfden nu menigeen even op straat te komen en ook wij gingen even kijken om te zien, hoe de Hoofdstraat eruit zag. Tussen de villa's van de gebroeders Bolsius was elk huis enorm beschadigd of verbrand, geruïneerd en leeggeplunderd. Nimmer zag men in werkelijkheid of op een plaatje een troostelozer oorlogsbeeld. Bij het huis van oud-burgemeester Janssens was de voordeur eruit geschoten. Er binnengaand kwamen de herinneringen, hoe nog slechts enkele weken daarvoor dit huis van binnen met talrijke bloemstukken was versierd en hoe in dat zelfde huis toen nog een vrolijk feest gevierd werd ter gelegenheid van de verloving van de dochter. Nu is een vuil varkenshok nog prachtig vergeleken met dit interieur. Ook werd nog even binnengelopen bij van Velthoven, waar de hele voorgevel is verdwenen. Het hele huis is één ruïne, een volkomen leeggeplunderde en verder volslagen vernielde onherkenbare troosteloze massa. Van het raadhuis staan nog slechts enkele muren, het is volkomen uitgebrand.

Er ligt nog een onontplofte bom naast hotel van Roessel en is evenals hotel Amicitia ook zo goed als helemaal verwoest. Tegen de poort van Willem Kriellaars staat een verbrande auto. Een totaal verkoolde man zit nog achter het stuur, achter de auto ligt een dode Duitser, voor de auto een laars met een been erin en naast de auto een vormloze klomp mensenvlees.

 

De heer Frits Bolsius is met zijn zoons bezig om een paard te begraven in de tuin. Ook de villa van A. Bolsius is door een aantal voltreffers geraakt en achter in de tuin hebben enkele Duitsers hun gesneuvelde kameraden begraven.

Na nog te hebben waargenomen dat de villa van architect van Liempd eveneens tot de grond was afgebrand, durfde men niet verder te gaan. De schrik sloeg om het hart en op een holletje ging het weer naar huis.

Een tiental dagen later ontdekten enkele Duitsers, dat er in de tuin van de heer F. Bolsius was gegraven. Vermoedend, dat er waarschijnlijk kostbaarheden waren begraven namen ze de schop ter hand en begonnen te spitten. Wie schetste hun verbazing, toen ze het paardenkadaver ontdekten.

 

Van de kaarsen die in het pakhuis zaten, zijn er veel door de Duitsers weggehaald. En ook diverse burgers gingen in het pakhuis kaarsen halen onder het motto: "Anders halen de Duitsers ze toch maar weg". Van de resterende voorraad lieten we enkele handkarren vol ophalen en deze werden onder de familie verdeeld. Maar de Duitsers vermoedden, dat er meer te halen was, want op een middag kwam de nachtwacht van de fabriek met de mededeling dat de Duitsers met voorhamers de poorten, ramen en deuren aan het bewerken waren. Alle kasten en laden van de administratie waren opengebroken en alles lag over de vloeren verspreid. Gelukkig hadden de Duitsers in een bovenkamertje niet goed gekeken en bleven een volle kist met kistjes sigaren in eigen hand. Maar dagelijks kwamen de Duitsers de fabriek bezoeken en namen alles mee wat van hun gading was. Twee Rode Kruis auto's werden zelfs vol kaarsen geladen. Het restant puddingpoeder en vermicelli dat nog niet was gestolen werd naar de centrale schuilkelders van Geerkens gebracht, om in de keuken gebruikt te worden.

 

Het plunderen en roven in de fabriek bleef doorgaan. Voltreffers had de fabriek nog niet gehad maar alleen de plunderingen die er plaatsvonden gingen iedere beschrijving te boven. De Duitse soldaten bleven maar doorgaan. Rond 14 oktober werd de motorspuit kapot gemaakt, alle brandblusapparaten leeggespoten en verfpotten die men gevonden had in de afdeling Kunstnijverheid over de vloeren leeggegooid. Vanaf dat moment had het geallieerde geschut kennelijk de kaarsenfabriek ontdekt, want toen kwamen er op een dag ongeveer 25 voltreffers in en om de fabriek terecht. Het werd nu helemaal een triest gezicht.

 

 

De kaarsenfabriek van de familie Bolsius

 

Doordat de elektriciteit was uitgevallen was het ook niet meer mogelijk om naar Radio Oranje te luisteren. Het verloop van de strijd bleef derhalve onbekend en dat gaf aanléiding tot allerlei oncontroleerbare geruchten, waar geen touw aan vast te knopen was. Er kon in het geheel geen waarde aan gehecht worden. De toestand werd daardoor nog triester en hopelozer, zodat ook niet meer werd afgevraagd wanneer het einde dan toch eens zou komen. Veel bewondering kregen de mensen die met ware zelfopoffering en volkomen doodsverachting er dagelijks op uit trokken om levensmiddelen te gaan zoeken en gewond vee ophalen, zodat de honderden in de schuilkelders hun dagelijkse maaltijden kregen. Vernomen werd dat de heer Rooijakkers, die met enkele mensen op het kerkhof bezig was om doden te begraven, door een granaatscherf aan zijn been is gewond geraakt. Er wordt gevreesd dat zijn been geamputeerd moet worden.

In de loop van de zondagmorgen, 1 oktober, kan men zich even buiten wagen. Het is vrij stil met schieten en het weer is zacht, doch wat somber en druilerig. Voor het eerst sinds tien dagen kunnen nu ook de kinderen even buiten spelen.

 

Dan komt de volgende stap op de weg des verderfs, iedereen vanaf Jansen de Wit tot de Pompstraat en Kerkstraat moet evacueren. De droevigste stoet die ooit gezien werd komt voorbij, het allernoodzakelijkste heeft men bij zich terwijl de rest moet worden achtergelaten en overgeleverd aan de plundering en vernieling van de Duitsers.

Doordat de burgemeester half was ondergedoken en de 2e wethouder helemaal, werd het loco-burgemeester­schap overgenomen door de heer H. Jansen. Hij richtte een voorlopig raadhuisje op in het kantoor van de gebroeders Geerkens en daar konden nu de borelingen en de overlijdens worden aangegeven. En ook de centrale leiding van de voedselvoorziening had daar haar intrek genomen. Het trommelvuur was inmiddels weer aangewakkerd en de granaten vlogen weer om de villa. Het is 's middags zelfs geen vijf minuten achter elkaar stil en als zo de vrijheid gekocht moet worden, dan wordt het wel heel duur betaald. Er wordt van de ene dag naar de andere geworsteld, zonder uitzicht op een verlossing. De pastoor komt dagelijks trouw zijn bezoekje brengen en een opbeurend woord achterlaten.

In het Hermalen schijnt het vol Duitsers te zitten die de boerderijen tot echte bunkers met ondergrondse schuilplaatsen hebben ingericht. Er wordt daar door hen een leven geleid alsof ze van plan zijn de hele winter te blijven ofschoon, als er op deze wijze wordt doorgegaan met het plunderen van vee en landbouwproducten er binnenkort voor niemand in Schijndel meer te eten is, ook voor de Duitsers niet.

Inmiddels is Wijbosch, Houtert en Molenheide ontruimd. De boeren hebben hun vee losgelaten, zodat alles nu in het wild rondloopt. En enige dagen later worden door de Duitsers tientallen koeien in de richting van Den Bosch gedreven. Het dienstmeisje, Janske, herkent daartussen de vier koeien van haar vader.

In de kelders bij Geerkens en het Moederhuis zijn luizen commissies ingesteld. Alle jongens en meisjes tot 12 jaar moeten helemaal kaal geknipt worden.

Van dokter van Oppenraay wordt vernomen, dat het aantal gewonde burgers reeds een paar honderd is. Waar moet dat toch naar toe?

 

Op zondag 8 oktober komen er twee personen van de burgerlijke gezagsdragers mannen vorderen tussen de 20 en 35 jaar om voor de Duitsers stellingen te graven. De Duitsers willen 100 mannen en zo deze er niet komen dan zullen ze represaillemaatregelen nemen. Schoorvoetend komen de 100 mannen bij elkaar, omdat men bang is dat anders de vrouwen en kinderen de dupe zullen worden.

 

Op zondag 15 oktober was het weer zodanig onrustig, dat de mensen die op weg waren naar de kerk halverwege omdraaiden en probeerden zo vlug mogelijk weer thuis te komen. Zelfs de priester, die reeds met de H. Mis begonnen was, staakte de eucharistieviering en verliet ijlings het altaar. Er breekt weer een onrustige week aan. De ramen, voor zover nog niet met linoleum dicht getimmerd, begeven het, de een na de ander.

 

De nacht van 22 op 23 oktober is ontzettend. Tegen 12 uur begon een trommelvuur op Schijndel gericht dat anderhalf uur duurde. De adem werd bijna benomen door het stof van het vallend puin en de verstikkende kruitdampen. Tegen halfzeven 's morgens begon het trommelvuur opnieuw, zo onbeschrijflijk hels dat eenieder lag te sidderen en te beven. Tegen acht uur in de morgen hield het op en rond halfnegen kwamen de eerste verkennings­tanks van de geallieerden ons huis voorbij gereden. Weldra gevolgd door honderden andere tanks, auto's en vehinkels van allerlei aard. Dit was het Tweede Britse leger, pracht kerels die tot de tanden bewapend waren. Het was niet te geloven, Schijndel was bevrijd. De bevolking stond langs de wegen en uitte op alle mogelijke wijzen haar enthousiasme. God zij dank, dat we verlost waren uit deze hel, waarin juist vandaag, vijf weken geleefd was. De bevrijding was er, al was de tol voor Schijndel erg groot. Een Engelse luitenant vertelde dat in de afgelopen nacht 100.000 granaten op Schijndel waren afgeschoten.

Na het avondeten dronken we alle tezamen, ook de dienstmeisjes, een glas champagne op de bevrijding en zongen uit volle borst het Wilhelmus gevolgd met een driewerf "Leve de Koningin".

 

Daags nadien werd een inspectietocht naar de fabriek gehouden. Bij nader onderzoek bleek dat de vitale delen niet veel geleden hadden. De stoomketel, de kaarsenfabriek en de lichtenfabriek waren nog vrijwel in takt. Daarentegen lagen het bedrijfskantoor, de toonkamer en wassmelterij in diggelen. Het gebouw van de Kunstnijverheid heeft wel een paar voltreffers, maar is door de sterkte van de betonbouw betrekkelijk weinig beschadigd.

Bij het verlaten van de fabriek ontmoetten we een Engelse officier, die kwartier kwam maken voor ongeveer 200 manschappen.

 

 Terug naar Schijndel 40-44